Het is dan oktober: aan het eind van deze maand zullen we bijeenkomen om de Reformatie te vieren, des te meer in dit jaar 2017 waarin we het 500ste jaar gedenken van Luthers initiatief om de Kerk te hervormen. Reformatie, een woord dat ons in deze bijzondere tijd uitnodigt om na te denken over de hervorming in die tijd en over de impuls die zij gaf aan de Kerk en aan hen die daar deel van uitmaken.
Reformatie: wat betekent dat woord? Het duidt een verandering aan, van iets slechts naar iets goeds, en in zekere opzichten betekent het: corrigeren, afhakken, terugdringen.
Hieruit vloeit de vraag voort: Welke betekenis moet men geven aan het leitmotiv « Kerk van de Reformatie, om voortdurend te hervormen »?
Om goed te antwoorden op deze vraag, denk ik dat we een vergelijking moeten trekken tussen de staat van de Kerk in de tijd van de Reformatie (die van 1517) en de huidige staat, die van onze tijd. Zonder al te diep te willen graven: vanuit sociologisch gezichtspunt is er een grote overeenkomst tussen die twee periodes. Het maatschappelijk klimaat heeft het kookpunt bereikt, opgehitst door allerlei misstanden. De Kerk heeft haar rol van toevluchtsoord kwijtgespeeld voor hem die ontgoocheld is geraakt bij gebrek aan richtingwijzers in zijn leven, want evenals vroeger, is de Kerk heden ten dage de betekenis kwijtgeraakt die God haar had gegeven.
In het Matteüsevangelie, hoofdstuk 5, 13, zal Jezus zeggen: « Jullie zijn het zout voor de aarde. » Het zout uit deze tekst heeft meerdere betekenissen: het geeft smaak aan voeding, het voorkomt dat voeding verrot, en zoutproducten dienen ertoe om landbouwgrond vruchtbaar te maken.
Waar staan wij nu, als het gaat om hetgeen Jezus van ons verlangt? Geven wij, zoals zout, de smaak van Gods liefde aan onze maatschappij? Met een luisterend oor, empathie, gastvrijheid, respect, ondersteuning?
Hebben wij, door vast te houden aan een christelijke overtuiging die gebaseerd is op Gods woord, impact op onze maatschappij, die steeds meer afdrijft naar het almaar sneller, almaar hoger, almaar meer automatisering en standaardisering van onze Westerse wereld?
Maken wij met onze levens, het getuigenis van onze levens, die de vrucht zijn van ons blijven bij het onderwijs van onze Heer Jezus Christus, onze maatschappij vruchtbaar? Verhinderen wij daarmee dat de waarden van liefde, die de Schrift en het onderwijs van onze Heer voorstaan, worden geweerd uit onze maatschappij?
Hiervoor moeten wij onszelf beschikbaar stellen, uit onze schuilhoeken tevoorschijn komen, naar de ander toegaan om datgene te zijn wat God van ons wil. In 2 Korinthe 3, 3 is sprake van « brieven van Christus »: ook wij moeten door het getuigenis van liefde en trouw aan de Schrift brieven van Christus zijn, die onze naaste kan lezen.
Dan, ja dan, zullen wij het « zout voor de aarde » zijn zoals God het wil.
Verder zegt Jezus ons in Matteüs 5, 14: « Jullie zijn het licht van de wereld. » Hiermee draagt Hij ons de fakkel over zijn opvolgers te zijn op aarde, want Hij heeft van Zichzelf gezegd: « Ik ben het Licht van de wereld. »
Het licht schijnt; het heeft een dubbele functie: ten eerste, om het donker te verdrijven, waardoor we kunnen zien wat er om ons heen is, en ten tweede is het een richtpunt in het donker: het wordt van verre gezien, het trekt aan.
De Kerk van vandaag, die wij vertegenwoordigen, vervult zij haar rol, broeders en zusters? Beter gezegd: zijn wij ons bewust van onze taak?
Zijn wij zichtbaar aanwezig voor onze omgeving? Zijn wij een richtingwijzer voor diegene die verloren rondloopt zonder God? Maken wij ons zorgen om de zielen van mensen? Of is mijn « ik » hetgeen mijzelf het meest bezighoudt? En draait het in onze christelijke theologie allemaal om dat « ik », waardoor we ver wegblijven van het eren van de God die wij beweren lief te hebben en te dienen?
Er zijn bepaalde dingen waar we zeker voor moeten opkomen. We mogen onze eigen geloofsbeleving uitdragen, we hebben de vrijheid om onze mening te uiten met respect voor de ander, maar laten we niet uit het oog verliezen waartoe God ons roept: « Ga en maak discipelen van alle volken. » (Matt. 28, 19). Aan ons de uitdaging om hen te onderwijzen door goede voorbeelden te zijn.
Net als tijdens de Reformatie van de 16e eeuw zou er iets moeten veranderen in Kerk en maatschappij, maar de eerste die toen moest veranderen, en nu nog, is de Kerk, die zichzelf moet onderzoeken voor Hem die er het Hoofd van is: Jezus Christus. In dat geval wordt de kerk van de Reformatie blijvend hervormd, om terug te keren naar dat wat God verlangt: om Hem te dienen in onze maatschappij.
Graag wil ik eindigen met een indringende oproep die mij telkens weer een spiegel voorhoudt: « Hoe kun je zeggen dat je de God liefhebt die je nog nooit hebt gezien, wanneer je je broeder niet liefhebt, die je wél hebt gezien? » (1 Joh. 4, 20). Jezus zei: « Heb zelfs je vijanden lief, dan ben je werkelijk kinderen van je Hemelse Vader! » (Matt. 5, 44-45)
Pasteur Farris Paolo