De rechtzinnige leer verklaard zijnde, verwerpt de Synode de dwalingen van degenen die leren (…) « dat de genade en de vrije wil gedeeltelijke oorzaken zijn, die beide tezamen het begin van de bekering bewerken, en dat de genade niet uitgaat vóór de werking van de wil, dat is, dat God niet eerder de wil van de mens krachtig helpt om zich te bekeren, dan wanneer de wil van de mens zichzelf beweegt en daartoe bepaalt. »
(Dordtse Leerregels, hoofdstuk 3 en 4, dwaling IX)
Onlangs is Billy Graham overleden, de evangelist die – aldus bewonderaars – in zijn eentje miljoenen mensen tot Christus gebracht en met alle Amerikaanse presidenten uit zijn tijd gebeden heeft. Ook in België is bewondering hem ten deel gevallen. In 1974 kwam hij preken in de Heizel; ik heb mensen gesproken die erbij en zeer onder de indruk waren. Zelf herinner ik me zijn massacampagne via de satelliet in de jaren negentig, waardoor hij miljoenen mensen tegelijkertijd kon aanspreken.
Kritiek op Billy Graham was er ook in ruime mate. Links-protestants België en Nederland negeert hem stelselmatig, of heeft kritiek op zijn conservatieve opvattingen over huwelijk en seksualiteit. Het heeft weinig zin om op dit moment in deze kritiek mee te gaan nu de man overleden is. En wie ben ik om commentaar te leveren op iemand die zich een leven lang met zoveel meer energie heeft ingezet voor de kerk, en die nooit serieus in opspraak is geweest?
Waar ik in dit artikel wél op in wil gaan, is een theologische opvatting die niet alleen tijdens de campagnes van de Billy Graham Evangelistic Association (BGEA) duidelijk naar voren komt, maar ook in heel de evangelische beweging, en soms ook de gereformeerde. En die heeft te maken met de toe-eigening van het heil.
Aan het eind van de toespraken van Billy Graham ging het altijd als volgt. Nadat hij had uitgelegd dat wij zondaars zijn en God nodig hebben, en dat Hij zijn Zoon had gegeven voor ons, om ons te redden, volgde steevast de altar call, een methode waarbij hij erop aandrong om een beslissing voor Christus te nemen. « God heeft alles voor u gedaan, nu moet u ook iets doen. »
Wanneer iemand die keuze effectief gemaakt had, dan moest hij dat tonen door op te staan van zijn zitplaats en naar het podium te lopen (« met honderden tegelijk, » zoals Graham zei). Deze beslissing was in feite de bekering van de persoon, hoewel dat achteraf terecht genuanceerd is door de organisatie: niet iedereen die naar voren was gekomen, was daadwerkelijk gaan leven als een christen. Maar toch: de methode van de altar call hielp mensen blijkbaar om ernst te maken met hun bekering. Om voor zichzelf en anderen duidelijk te maken: ik wil Christus in mijn hart aannemen.
Deze vorm van bekering ziet men al bij de methodisten uit de 18e eeuw, bij de Wesleys. Het misverstand is wel gerezen dat Billy Graham óók een methodist was, maar dat is niet juist: hij was een Southern baptist. De geloofsdoop van de baptisten sluit natuurlijk prima aan bij de methodistische praktijk van de altar call: bij beide sprake is van een outward expression of an inward decision, een uitwendige expressie van een inwendige beslissing.
Altar calls zien we eveneens terug bij het Leger des Heils, en in allerlei zendingskerken, zoals de Vrije Evangelische Gemeenten, waar ik een tijd lid van was. Ik heb vele oproepen gehoord om te kiezen voor Jezus, met de mogelijkheid om dat kenbaar te maken door handopsteking tijdens het gebed, of inderdaad door naar voren te komen, hetzij tijdens, hetzij na afloop van de dienst. Ik maakte deel uit van de evangelisatiecommissie, en deze had ook besloten om mensen op te roepen naar voren te komen aan het eind van de dienst. Groot was onze teleurstelling toen de predikant hier uiteindelijk toch niet in meeging, ondanks de gemaakte afspraken vooraf. Weg leek de kans om in één klap veel zielen te oogsten!
Alle goede bedoelingen ten spijt, kreeg ik in de jaren daarna in toenemende mate moeite met deze strategie. Niet omdat zij niet zou werken. Integendeel, in veel diensten zie je massa’s mensen naar voren stromen. Maar wel omdat ik er een theologisch probleem mee kreeg. Hetzelfde probleem als dat wat een verslaggever vriendelijk doch dringend opschreef na het bijwonen van een rally van Billy Graham in het Olympisch Stadion in Amsterdam:
Het is onzes inziens bedenkelijk, wanneer dan aangedrongen wordt tot het doen van de keus met deze woorden : « Dat moet u zelf doen; niemand kan dit voor u doen… Zelfs God niet! » Toen schrok ik, want ik bedacht twee dingen: dat in Hand. 13 vs 48 staat, dat er zovelen geloofden als er geordineerd waren ten eeuwigen leven; en dat dus ieder, die tot de goede keuze komt, belijden moet, dat hierachter ligt: Gods verkiezing; Hem alleen de eer!
(‘De Waarheidsvriend’, 1 juli 1954, mijn cursivering)
Het is hetzelfde probleem als dat waarover onze voorvader Augustinus over in de clinch lag met Pelagius. En waarover onze Dordtse vaderen tijdens de gereformeerde Synode in 1618-1619 maandenlang over spraken. In de kerk van de Reformatie was een stroming die meende dat er te weinig aandacht was voor de verantwoordelijkheid van de mens. De verantwoordelijkheid om een keuze voor God te maken, zouden we nu zeggen. De mens had immers niet voor niets een vrije wil gekregen. Hij moest een stap terug zetten tot God, die heeft de eerste stap genomen: Hij heeft alles gedaan wat Hij kon in het geven van zijn Zoon. Nu wacht Hij op ons:
Jesus is here with His arms open wide.
You can see Him with your heart, if you stop looking with your eyes.
He’s left it up to you, He’s done all that He can.
Is there any way you could say no to this Man?
(Julie Miller: ‘How Could You Say No’)
Hoe kun je ooit nee zeggen tegen deze Man? Nou, blijkbaar is dat wel degelijk goed mogelijk. We hebben immers een vrije wil, Hij laat ons de keuze, Hij staat te wachten met wijd geopende armen. Dus het hangt van jezelf af of je gered wordt of niet: als jij niet komt, dan gebeurt er niets.
Het is duidelijk dat dit lijnrecht indruist tegen het reformatorische geloof aan Gods onweerstaanbare genade. Dat ook puur Bijbels is.
Wanneer we de toespraken in het boek Handelingen lezen, dan wordt daar aan het eind niet opgeroepen tot een beslissing voor Christus, om voor Hem te kiezen. Dergelijke uitdrukkingen komen in heel het Nieuwe Testament overigens niet voor. Behalve wanneer Hij zijn leerlingen er fijntjes aan herinnert dat Hij hen heeft gekozen en niet andersom. (Johannes 15:16)
Toch doen de apostelen in hun toespraken een appèl op de hoorders: om zich te bekeren en te geloven in Christus. Dat is geen vrijblijvende oproep, het is een bevel. En dan is er niet slechts sprake van een andere woordkeuze. De hoorders kregen geen keuzemogelijkheden voorgelegd: neem een beslissing voor Christus, of voor jezelf, of voor wat anders, of voor wat dan ook. Die ruimte werd hun door de apostelen niet gegund. Zij moesten simpelweg gehoorzamen: geloof in Christus. Wie weigert, is reeds veroordeeld (Joh. 3:18).
Mijn meest fundamentele kritiek op de oproepen van methodistische snit is dan ook: een gebrek aan radicaliteit. In de preken van Billy Graham was het appèl in een vloek en een zucht voorbij. « Vanavond kun je Christus in je hart ontvangen! Vanavond kun je Hem de Heer en Redder van je leven maken. Kom uit je stoel, met honderden tegelijk. En door naar voren te komen zeg je: ik wil Jezus in mijn hart. Ik wil vergeving, ik wil op Hem vertrouwen. » Binnen een paar minuten was het geregeld, sneller dan je een Big Mac kunt bestellen bij de Drive-In.
Het doen van een oproep is desondanks wel degelijk een belangrijk element in de christelijke verkondiging. Dat hebben calvinistische opwekkingspredikers als Jonathan Edwards en George Whitefield ook laten zien. Let op de imperatieven:
Geef er dan ook acht op dat u uw oren niet toe doet en deze waarschuwingen met een zorgeloos hart behandelt, en nog altijd het grote werk veronachtzaamt dat u moet doen, opdat de vloed van de toorn niet plotseling over u komt, u wegspoelt en er geen herstel meer mogelijk is.
(Jonathan Edwards: The Manner in which the Salvation of the Soul Is To Be Sought)
Denk aan Hem en voel Hem als een rechtvaardige en zonden-wrekende Rechter. Wees ervan overtuigd om Hem te kussen, opdat Hij niet vertoornt (Psalm 2)… Vlucht, vlucht voor uw levens, haast, blijf niet hangen in uw geestelijke Sodom, anders vergaat u voor eeuwig…
(George Whitefield: What Think Ye of Christ?)
Edwards en Whitefield laten zien: de gebiedende wijs is nodig aan het eind van de preek. Door middel van deze stijlvorm werkt God. De hoorder krijgt het gebod om zijn heil te zoeken bij Christus alleen. Als hij dat niet doet, dan gaat hij verloren. Zo laten zij hem geen enkele ruimte. En zo moet het ook, met deze ernst.
Wat zouden we dan nog spreken van een vrije wil? Om onszelf erop te beroemen dat wij zo goed geweest zijn om voor Christus te kiezen? Inderdaad kunnen wij het zo ervaren alsof wij zelf een beslissing voor Christus hebben genomen, terwijl we in werkelijkheid om allerlei redenen geen kant uit konden. Omdat er krachten op ons inwerkten waartegen we ons niet konden verzetten. We konden niet anders dan capituleren, zoals de apostelen, die allen door Christus bij de hand genomen zijn, Paulus zelfs toen hij onderweg was naar Damascus om christenen te doden. Christus sloeg hem tegen de grond en Paulus was knock-out.
Paulus die een beslissing nam voor Christus? Welnee. Christus had die beslissing voor hem genomen. Paulus kon hooguit nog zeggen: « Gij zijt mij te sterk geweest, en hebt overmocht. » (Jeremia 20:7)
Wat opdringerig, zullen sommigen zeggen. Nou ja, dan is God maar geen gentleman. Maar Hij is onweerstaanbaar. En zijn genade ook. Onweerstaanbare genade. « Zoals de wind, wie weet waarheen hij gaat, zo zult Gij uw beminden overkomen. » (Huub Oosterhuis, Gezang 487:3, Liedboek 1973)
Ds. Gert-Jan Kroon
Protestantse Kerk Menen