Jezus’ aanklacht. Dominee Elly Bouman

Posté le/Geplaatst op Posted in Méditation, PODCAST

Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt en stenigt wie naar haar toe zijn gestuurd! Hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens verzamelt onder haar vleugels. (Mattheus 23:37)

Wie aandachtig kijkt naar een waterdruppel op een blad, ziet daarin heel de natuur weerspiegeld. De zon gaat erin op, de bomen en de wolken bewegen erin. In de Bijbel heb je teksten die zijn als zo’n regendruppel, het ganse leven van Christus wordt erin weerspiegeld. 

Hierboven staat zo’n tekst. Het is een roep van Jezus waarin je zijn pijn, zijn aanklacht en zijn liefde hoort. Deze woorden klinken als een zucht, een klacht, een snik. We horen er niet alleen de pijn in met betrekking tot Jeruzalem, de Godsstad, maar de pijn van Christus over alles in deze wereld dat niet beantwoord aan de bedoeling van de Schepper. Was daar Jeruzalem voor bedoeld? Heeft God daarom zijn volk teruggeleid en was dat de bedoeling van de liturgie in het huis van God in Jeruzalem? Vele malen zond God profeten tot zijn volk en evenveel keren verzetten zij zich tegen hen of doodden hen. Het lot van de gezondenen was steeds weer hetzelfde (zie Matt. 21:33-44). De liefde waarmee God hen opzocht werd veracht. Zo verging het ook Jezus zelf. 

Jezus komt bepaald niet met lieve, koesterende woorden. Diepe tonen, die we ook horen bij de profeten, strengheid, zorg en barmhartigheid, treffen ons. Jezus vat heel zijn werkzaamheid samen in het beeld van de hen en haar kuikens. Het gebeurt vaker dat een dier een beschamend voorbeeld is voor de mens. Jezus heeft willen samenbrengen. Hij heeft de scheidende machten, die het volk uiteendreven, herkend en is daar met kracht tegenin gegaan. Het is een levendige illustratie die Jezus gebruikt. Het gedrag van moeders als haar jongen bedreigd worden, is bijzonder in de dierenwereld. 

Maar hier is er wel iets heel speciaals aan de hand. Er zijn situaties bekend dat een hen, bijvoorbeeld bij een boerderijbrand, haar jonge kuikens onder haar vleugels verzamelt om hen te beschermen. Soms lukt het haar en worden er als de brand gedoofd is levende kuikens onder de vleugels van een dode hen gevonden. 

Wat wil Jezus nu met deze illustratie doen? Hij confronteerde zijn hoorders toen, Schriftgeleerden en Farizeeën ermee dat zij geen gehoor gaven aan de profeten. Toen de wereld in brand stond, lieten ze zich niet waarschuwen. Zij zochten geen toevlucht tot God en doodden hen die God zond, om hen uit de vuurbrand van de tijd te redden. En al bewijzen ze dan in Jezus’ dagen postuum eer aan de profeten – zoals we in onze dagen soms doen aan martelaars uit het verleden – dat is alleen maar een bevestiging, zegt Jezus, dat jullie kinderen zijn van hen die de profeten hebben vermoord. 

Er zit dus in de zonde een fatale consequentie. Hoor maar in vers 32-33: “Maak de maat van jullie voorouders dan maar vol! Slangen zijn jullie, addergebroed, hoe denken jullie te ontkomen aan een veroordeling tot de Gehenna?”

Wat blijft over? Niks anders dan een doodschuldige wereld. Jezus trekt de lijn van de bloedschuld door tot op Abel (v. 35), het eerste slachtoffer van moord door zijn broer Kaïn (Genesis 4). Het hele bestaan is één grote catastrofe. De wereld heeft haar Schepper getergd, Israël dat geroepen was Gods licht in de wereld te brengen, had hetzelfde gedaan als de wereld. De hele mensheid heeft met vuur gespeeld, vuur dat niet meer te keren is maar zo heilig is, zo vol pijn, aanklacht én liefde, dat God het op Zichzelf terug doet keren. 

Als een hen neemt Jezus de volle kracht van het vuur op zich om de kuikens ervan te redden. Maar… ze weigerden te luisteren. “Jullie hebben het niet gewild.” Die íntrieste woorden drukken de afgrond uit van een eenzaam lot: “Jullie stad wordt eenzaam aan haar lot overgelaten.” (v. 38)

Totdat! Totdat nieuwe woorden klinken als Hij Jeruzalem binnenkomt: “Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!” 

In deze dagen voor Pasen zullen die woorden waarmee Jezus als Koning in Jeruzalem werd begroet weer klinken. De vraag dringt zich dan op: Als wij die woorden zeggen, horen of zingen verwelkomen wij dan Jezus die het kwaad veroordeelt en het vervolgens op zichzelf neemt, in de laatste grote daad van liefde? Of heten we liever een Jezus welkom, die past in onze verwachtingen, een Jezus zelf bedacht?